Afzonderlijke aanslag van 5% wegens onvoldoende bedrijfsleidersbezoldiging afgeschaft
09 mei 2019
De wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting van eind 2017 voerde een afzonderlijke aanslag in van 5% wegens ontoereikende bedrijfsleidersbezoldiging. Alvorens er nog maar één aangifte in de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2019 ingediend is werd deze aanslag bij wet van 13 april 2019 ingetrokken.
Vereiste minimumbezoldiging
Vennootschappen moeten vanaf het boekjaar dat aanvangt vanaf 1 januari 2018 aan minstens één bedrijfsleider natuurlijk persoon een minimumbezoldiging toekennen van 45.000 EUR. Indien de bezoldiging minder bedraagt dan 45.000 EUR, moet deze minstens gelijk zijn aan het resultaat van het belastbaar tijdperk om te kunnen genieten van het verlaagd tarief.
Voor verbonden vennootschappen, waarvan minstens de helft van de bedrijfsleiders dezelfde (natuurlijke) personen zijn, bedraagt deze minimumbezoldiging 75.000 EUR. Deze vennootschappen kunnen dan het totaal van de bezoldigingen die ze toekennen aan één van hun gemeenschappelijke bedrijfsleiders in aanmerking nemen.
Afzonderlijke aanslag
Vennootschappen die niet voldoen aan de vereiste van de minimumbezoldiging van 45.000 EUR/75.000 EUR werden onderworpen aan een afzonderlijke aanslag van 5%. Deze maatregel was ingevoerd om te vermijden dat eenmanszaken massaal zouden omvormen naar een vennootschap om te kunnen genieten van de lagere tarieven in de vennootschapsbelasting. De wet op de hervorming van de vennootschapsbelasting voerde immers eveneens lagere belastingtarieven in (daling van het basistarief van 33% naar 29% in 2018 en naar 25% vanaf 2020; 20% voor kmo’s op de eerste schijf van 100.000 EUR).
De afzonderlijke aanslag werd gevestigd op het ‘tekort’ aan uitbetaalde bedrijfsleidersbezoldiging. De aanslag was van toepassing voor de aanslagjaren 2019 en 2020 en zou vanaf aanslagjaar 2021 zelfs stijgen naar 10%. Deze verdubbeling werd reeds door een eerdere wetswijziging afgeschaft. De aanslag van 5% was geen lang leven beschoren en sneuvelt nu alvorens er nog maar één aangifte in de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2019 is ingediend.
Minimumbezoldiging blijft wel een vereiste om van verlaagd tarief te kunnen genieten
Vennootschappen worden ingevolge de wetswijziging niet langer bestraft met een afzonderlijke aanslag wanneer ze niet voldoen aan de vereiste van de minimumbezoldiging.
De grens van 45.000 EUR blijft echter wel nog een voorwaarde voor de toepassing van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting. Vennootschappen die aanspraak willen maken op het verlaagd tarief van 20% op hun eerste schijf van € 100.000 moeten dus nog steeds minimum 45.000 EUR uitkeren aan hun bedrijfsleider.
Inwerkingtreding
De wet van 13 april 2019 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 1 januari 2018. De inwerkingtreding van de opheffing stemt overeen met de initiële inwerkingtreding van het ingetrokken artikel. Hierdoor is het alsof de heffing nooit heeft bestaan.
Contact
Wenst u meer informatie over dit onderwerp? Contacteer een van onze experten via [email protected].