Onder EU impuls (Anti-tax Avoidance Directive I, kortweg ‘ATAD’) heeft België een nieuwe aftrekbeperking ingevoerd voor netto interest- en economisch gelijkwaardige kosten (het zogenaamde ‘financieringskostensurplus’).
Met deze maatregel beoogt men in het kader van het BEPS-actieplan de uitholling van de belastbare grondslag via aftrek van interesten en gelijkaardige kosten te bestrijden.
Oorspronkelijk was inwerkingtreding voorzien vanaf aanslagjaar 2021(belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 1 januari 2020). In het kader van het politieke akkoord rond de begroting 2019 werd reeds aangekondigd dat dit hoogstwaarschijnlijk vervroegd zou worden, zoals vereist onder ATAD, naar aanslagjaar 2020 (belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 1 januari 2019).
Met het ontslag van de toenmalige regering en een regering in lopende zaken, was het onduidelijk of de vervroegde inwerkingtreding nog voor de verkiezingen zou worden goedgekeurd.
Op 31 januari 2019 werd de vervroegde inwerkingtreding dan toch door de Kamer goedgekeurd als onderdeel van het wetsontwerp houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen.
Wij zetten aantal aspecten van de nieuwe regel kort voor u op een rij.
Gedeelte van het ‘financieringskostensurplus’ niet aftrekbaar
De nieuwe aftrekbeperking richt zich voornamelijk op vennootschappen van een zekere omvang. De netto interest- en economisch gelijkwaardige kosten (hierna financieringskosten) zijn namelijk niet aftrekbaar in de mate dat ze het hoogste van de volgende twee grensbedragen overschrijden:
- 3 miljoen euro
- 30% van de fiscale EBITDA.
Met andere woorden, wanneer de grens van 3 miljoen euro niet overschreden wordt, geldt de aftrekbeperking niet en zijn de financieringskosten dus fiscaal volledig aftrekbaar mits zij de test van aftrekbare beroepskost en marktconformiteit hebben doorstaan.
Bovendien wordt de aftrek bepaald op netto basis waarbij de totale bruto financieringskosten worden verminderd met de totale financieringsinkomsten. Enkel indien er een netto negatief saldo is, treedt de nieuwe aftrekbeperking in werking.
In tegenstelling tot de bestaande thin cap-regeling worden hierbij niet enkel betalingen aan verbonden ondernemingen of verkrijgers in belastingparadijzen geviseerd, maar ook deze aan derden.
Het niet-aftrekbaar gedeelte kan onbeperkt worden overgedragen naar latere belastbare tijdperken om dan te worden verrekend met de belastbare winst, terwijl, intra-groep en onder strikte voorwaarden, de niet-benutte fiscale EBITDA kan worden doorgeschoven naar een andere Belgische verbonden belastingplichtige zodat deze haar aftrekcapaciteit kan verhogen.
Uitgesloten leningen
Enkel de leningen afgesloten vanaf 17 juni 2016 (de ‘nieuwe’ leningen) vallen onder het toepassingsgebied van deze regeling.
Daarnaast zijn bepaalde vennootschappen sowieso uitgesloten van de nieuwe aftrekbeperking, met name financiële instellingen, vennootschappen die zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighouden met de financiering van onroerende goederen via de uitgifte van vastgoedcertificaten, vennootschappen opgericht ter uitvoering van een PPS-project en de zgn. ‘standalone’ vennootschappen.
Afschaffing 5:1 onderkapitalisatiegrens voor intra-groep leningen
De 5:1 onderkapitalisatiegrens voor groepsleningen wordt afgeschaft voor leningen die onder toepassing van de nieuwe aftrekbeperking vallen. Intra-groep leningen waarvoor de vennootschap minder dan 3 miljoen EUR of 30% van haar fiscale EBITDA aan netto financieringskosten betaalt, zijn dus zonder verdere beperking fiscaal aftrekbaar, ook wanneer de debt:equity ratio meer dan 5:1 is.
De onderkapitalisatiegrens blijft wel onverkort bestaan voor lening van voor 17/06/2016 (tenzij substantieel gewijzigd) en leningen van belastingparadijzen.
‘Ad hoc’ consolidatie voor Belgische verbonden belastingplichtigen
Wanneer de belastingplichtige verbonden is met andere Belgische vennootschappen of inrichtingen dient men bij de berekening van het financieringskostensurplus geen rekening te houden met financieringskosten die verschuldigd zijn aan of door een Belgische vennootschap of inrichting van de groep. De maatregel is dan ook voornamelijk gericht op het voorkomen van internationale winstverschuivingen.
Eenzelfde principe geldt voor de bepaling van de fiscale EBITDA-grens.
De drempel van 3 miljoen euro dient daarnaast evenredig verdeeld te worden over deze Belgische vennootschappen en inrichtingen.
Tot slot kan de belastingplichtige de niet-benutte aftrekcapaciteit overdragen aan een andere Belgische verbonden onderneming mits opmaak van een overeenkomst waarin het over te dragen grensbedrag wordt vastgesteld en compensatie voor de belastingbesparing.
Conclusie
Vanaf aanslagjaar 2020 is de datum van de overeenkomst van belang teneinde de correcte aftrekbeperking toe te passen.
Zo zullen de ‘oude’ intragroepsleningen, afgesloten vóór 17 juni 2016, aan het bestaande thin cap regime onderworpen blijven, terwijl de ‘nieuwe’ leningen onderworpen worden aan de nieuwe aftrekbeperking.
Voor vele vennootschappen waarvan de interesten de drempel van 3 miljoen euro niet overschrijden en die in het verleden de 5-op-1 drempel overschreden, is de introductie van de nieuwe aftrekbeperking dus fiscaal voordelig. Voor hen kan het dan ook aangewezen zijn om na te gaan in hoeverre het opportuun kan zijn om hun ‘oude’ intragroepsleningen te ‘vervangen’ in ‘nieuwe’ leningen.
De leningen aan belastingparadijzen blijven echter, ongeacht hun aanvangsdatum, onderworpen aan het bestaande thin cap-regime. Voor de leningen afgesloten vanaf 17 juni 2016 komt er dus enkel maar een bijkomende interestaftrekbeperking bij.