• TRANSFER PRICING DOCUMENTATIE VERPLICHT ALS GEVOLG VAN HET BASE EROSION PROFIT SHIFTING ACTION PLAN?

TRANSFER PRICING DOCUMENTATIE VERPLICHT ALS GEVOLG VAN HET BASE EROSION PROFIT SHIFTING ACTION PLAN?

19 maart 2015

Naar aanleiding van een mondelinge parlementaire vraag op 11 maart 2015 over “de controles op verrekenprijzen” (CRIV 54 COM 111 – Vraag nr. 2774) geeft de Minister van Financiën nieuwe inzichten in het transfer pricing beleid dat de overheid wil volgen.

De bevoegde Minister verstrekt een eerste inzicht in de plannen van de regering om de vangnetbepaling en antimisbruikbepaling terug te schroeven. Hij wil de vangnetbepaling herzien om de werking ervan te beperken tot de gevallen waarvoor ze oorspronkelijk bedoeld is. De antimisbruikbepaling zou dan worden ingekleed zodat ze meer rechtszekerheid biedt aan de belastingplichtige. Beide maatregelen moeten echter nog besproken worden binnen de regering en worden daarom niet verder toegelicht.

Een tweede punt dat de Minister bespreekt gaat over de invoering van een documentatieverplichting voor verrekenprijzen. De OESO publiceerde met het OESO/G20 BEPS-project (“Base Erosion and Profit Shifting”) al aanbevelingen over het invoeren van een dergelijke documentatieverplichtingen. De implementatie ervan zou moeten leiden tot efficiëntere controles van verrekenprijzen en een verhoogde rechtszekerheid. Aangezien de verplichting tot opmaak van verrekenprijsdocumentatie een maatregel is om de transparantie te verhogen, ondersteunt de regering het invoeren ervan op voorwaarde dat dit gebeurt op een evenwichtige wijze en met een duidelijke regeling voor de bewijslast. Alvorens verdere beslissingen te nemen, wacht de regering op de resultaten van een benchmark- en haalbaarheidsstudie. Het operationeel plan van 2015 van de Algemene Administratie Fiscaliteit (AAF) zal voorzien in de uitvoering van deze studie.

Een derde punt op de agenda (en verder aangehaald in een aanvullende nota voor de beleidscel) bespreekt eenvoorstel tot verlenging van de onderzoeks- en aanslagtermijn voor rechtzettingen van verrekenprijzen en de eventuele invoering van specifieke sancties inzake transfer pricing. Hierbij verwijst de bevoegde Minister naar de OESO-richtlijnen die aangeven dat verrekenprijzen geen exacte wetenschap zijn en dat er eerder sprake is van een marktconform prijsbereik (“arm’s length price range”) dan van een unieke en correcte marktprijs. De meeste verrekenprijsgeschillen ontstaan bijgevolg uit een verschillende appreciatie van de feiten en van de gepaste verrekenprijsmethode. Omdat dit als dusdanig niet als fiscale fraude beschouwd kan worden, moet een rechtzetting in het kader van een onderzoek naar verrekenprijzen in principe binnen een termijn van drie jaar gebeuren. Dus niet binnen een termijn van 7 jaar zoals bij fiscale fraude.

Het voorstel tot verlenging van de onderzoeks- en aanslagtermijn voor transfer pricing gaat volgens de Minister voorbij aan de reeds bestaande bijzondere termijnen uit artikel 358 WIB. Deze bepaling kan in vele gevallen ingeroepen worden om een aanslagtermijn van vijf jaar toe te passen. Echter, in andere gevallen kunnen de opmerkingen over de praktische moeilijkheden van een termijn van drie jaar wel pertinent zijn. Bijvoorbeeld bij uitwisseling van gegevens met het buitenland bij administratieve internationale bijstand. Het zou dus inderdaad nuttig kunnen zijn deze opmerkingen in overweging te nemen bij de hervorming van de fiscale procedure, in het bijzonder door specifiek voor verrekenprijzen en de uitwisseling van inlichtingen af te wijken van de normale driejarige termijn door, bijvoorbeeld, in artikel 358 WIB te voorzien in een termijn van vijf jaar zonder de voorwaarde dat er moet worden aangetoond dat er voldoende aanwijzingen zijn inzake belastingontduiking.
Het feit dat verrekenprijsgeschillen ontstaan uit een verschillende appreciatie van de feiten en toegepaste verrekenprijsmethode, heeft bovendien eveneens tot resultaat dat er meestal ook afgezien wordt van de minimum belastingverhoging van 10%.
Tot slot haalt de Minister kort de evolutie van de bezetting van de Cel Verrekenprijzen aan. Het aantal voltijdse equivalenten is tussen 2012 en 2014 gestegen van 10,5 naar 14,5. Het is de bedoeling om de cel transfer pricing in Brussel, die deel uitmaakt van de pijler Grote Ondernemingen, in de toekomst meer en beter te bemannen en dus nog verder uit te breiden met interne mobiliteit en aan de hand van gespecialiseerde opleidingen.

Contact

Voor bijkomende vragen of assistentie bij het vervullen van deze formaliteiten kunt u terecht bij het BDO Transfer Pricing Team: